28899 |
perstafel, strijktafel |
perstafel:
pērštǭfǝl (Q099p Meerssen),
strijktafel:
štriktǭfǝl (Q099p Meerssen)
|
De tafel waarop men strijkt. Men gebruikt de perstafel om de grotere delen als pantalon of overjas op te persen. De perstafel moet gemaakt zijn van een houtsoort die niet splintert, trekt of scheurt. Houtsoorten die erg slecht vocht opnemen, zijn als perstafel ook ongeschikt (Gerritse, pag. 34). De informanten van L 330 en Q 32 strijken ook kragen op de perstafel, omdat zij daar geen apart kragenblok hebben. Zie ook het lemma ɛkragenblokɛ.' [N 59, 18; N 59, 19a; N 59, 19e; monogr.]
II-7
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pees (Q099p Meerssen)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
18281 |
pet: algemeen |
muts:
mäts (Q099p Meerssen),
pats:
patsch (Q099p Meerssen),
patsj (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
platte pet met klep
patsch (Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
petekind:
peetekint (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
een petekind [patekink] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
bonen ranken:
bâône renge (Q099p Meerssen)
|
boonen afhalen [SGV (1914)]
III-2-3
|
17991 |
pijn |
pijn:
pien (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen),
pin (Q099p Meerssen)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND]
III-1-2
|
28986 |
pikeren |
pikeren:
pikērǝ (Q099p Meerssen)
|
Naaien met de ø̄pikeersteek Iø̄ en/of de ø̄pikeersteek IIø̄. ø̄Pikeersteek Iø̄ dient voor het binnenwerk, om watten en plastrons op het paardehaar of kameelhaar te bevestigen. Deze steek wordt hoofdzakelijk gebruikt om meer stevigheid te geven aan de vulling. ø̄Pikeersteek IIø̄ wordt op dezelfde wijze gelegd als ø̄pikeersteek Iø̄, maar verschilt er in zoverre van dat ø̄pikeersteek Iø̄ doorgestoken mag worden en aan de andere kant zichtbaar mag zijn, terwijl ø̄pikeersteek IIø̄ tot in de helft van de stofdikte gestoken moet worden. Deze steek wordt gebruikt bij het bewerken van revers en kragen (Papenhuyzen III, pag. 15). Zie afb. 33. [N 59, 62; N 59, 61; N 59, 60]
II-7
|
23376 |
pilaar |
pilaar:
pileir (Q099p Meerssen)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24225 |
pimpelmees |
bijmees:
biemeis (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
blauwkopje:
blauköpke (Q099p Meerssen),
blawköpke (Q099p Meerssen)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24881 |
pinksterbloem |
lievevrouweteentje:
lēvǝvrǫu̯ǝtiǝnšǝ (Q099p Meerssen),
fon.
lee:vevrowwe tie-ensche (Q099p Meerssen),
onslievevrouwebloem:
sel = OL
slevrowweblom (Q099p Meerssen),
onzelievevrouwebloem:
sǝlvrǫu̯ǝblom (Q099p Meerssen),
pinksterbloem:
peŋkstǝrblom (Q099p Meerssen)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|