e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
perstafel, strijktafel perstafel: pērštǭfǝl (Meerssen), strijktafel: štriktǭfǝl (Meerssen) De tafel waarop men strijkt. Men gebruikt de perstafel om de grotere delen als pantalon of overjas op te persen. De perstafel moet gemaakt zijn van een houtsoort die niet splintert, trekt of scheurt. Houtsoorten die erg slecht vocht opnemen, zijn als perstafel ook ongeschikt (Gerritse, pag. 34). De informanten van L 330 en Q 32 strijken ook kragen op de perstafel, omdat zij daar geen apart kragenblok hebben. Zie ook het lemma ɛkragenblokɛ.' [N 59, 18; N 59, 19a; N 59, 19e; monogr.] II-7
perzik pche (fr.): pees (Meerssen) perzik [SGV (1914)] I-7
pet: algemeen muts: mäts (Meerssen), pats: patsch (Meerssen), patsj (Meerssen, ... ), platte pet met klep  patsch (Meerssen) Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)] III-1-3
petekind petekind: peetekint (Meerssen, ... ) een petekind [patekink] [N 96D (1989)] III-2-2
peulvruchten afhalen bonen ranken: bâône renge (Meerssen) boonen afhalen [SGV (1914)] III-2-3
pijn pijn: pien (Meerssen, ... ), pin (Meerssen) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND] III-1-2
pikeren pikeren: pikērǝ (Meerssen) Naaien met de ø̄pikeersteek Iø̄ en/of de ø̄pikeersteek IIø̄. ø̄Pikeersteek Iø̄ dient voor het binnenwerk, om watten en plastrons op het paardehaar of kameelhaar te bevestigen. Deze steek wordt hoofdzakelijk gebruikt om meer stevigheid te geven aan de vulling. ø̄Pikeersteek IIø̄ wordt op dezelfde wijze gelegd als ø̄pikeersteek Iø̄, maar verschilt er in zoverre van dat ø̄pikeersteek Iø̄ doorgestoken mag worden en aan de andere kant zichtbaar mag zijn, terwijl ø̄pikeersteek IIø̄ tot in de helft van de stofdikte gestoken moet worden. Deze steek wordt gebruikt bij het bewerken van revers en kragen (Papenhuyzen III, pag. 15). Zie afb. 33. [N 59, 62; N 59, 61; N 59, 60] II-7
pilaar pilaar: pileir (Meerssen) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pimpelmees bijmees: biemeis (Meerssen, ... ), blauwkopje: blauköpke (Meerssen), blawköpke (Meerssen) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] III-4-1
pinksterbloem lievevrouweteentje: lēvǝvrǫu̯ǝtiǝnšǝ (Meerssen), fon.  lee:vevrowwe tie-ensche (Meerssen), onslievevrouwebloem: sel = OL  slevrowweblom (Meerssen), onzelievevrouwebloem: sǝlvrǫu̯ǝblom (Meerssen), pinksterbloem: peŋkstǝrblom (Meerssen) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3