18615 |
puntmuts |
muts met spitse punt:
möts met sjpitze punt (Q099p Meerssen)
|
puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pjama (Q099p Meerssen)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemper (<lat.):
quatertemper (Q099p Meerssen)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19079 |
raad |
raad:
road (Q099p Meerssen)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e rao:dsel (Q099p Meerssen),
e rèùtselke (Q099p Meerssen),
raotsel (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
rèùtselke (Q099p Meerssen),
(geen j-klank).
e ruitselke (Q099p Meerssen)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
22727 |
raadsel(tje) add. |
vraag:
vraog (Q099p Meerssen)
|
raadsel [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
venster:
venstǝr (Q099p Meerssen
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (Q099p Meerssen),
vreemd:
vrèmp (Q099p Meerssen),
vrêm (Q099p Meerssen)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
bazele (Q099p Meerssen)
|
revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
raat (Q099p Meerssen),
roǝt (Q099p Meerssen)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|