e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rit rit: rit (Meerssen) rit [SGV (1914)] III-3-1
ritselen rispelen: rispele (Meerssen) ritselen [SGV (1914)] III-4-4
ritssluiting rits: rits (Meerssen) Ritssluiting [DC 64 (1989)] III-1-3
rochelen reutelen: rootele (Meerssen), rochelen: rôchele (Meerssen) rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rochet rochet (fr.): rochet (Meerssen) Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rode aalbes rode wiemeren: Fr. roi + j  rwoj wiemere (Meerssen), wiemer: wiemer (Meerssen), wīēmer (Meerssen) [DC 13 (1945)]aalbes [SGV (1914)] I-7
rode biet karoot: karōt (Meerssen), rode kroot: ru̯ai̯ krōt (Meerssen), slakroot: šlākrōt (Meerssen) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode kool rood moes: rwoed moos (Meerssen) Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)] I-7
roek krauw: krau (Meerssen), kraw (Meerssen), kròòw (Meerssen), raaf: raaf (Meerssen) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek III-4-1
roep- en lokwoord voor de eend piele, piele: pilǝ, pilǝ (Meerssen), piele, piele, piele: pilǝ, pilǝ, pilǝ (Meerssen), wiele: wilǝ (Meerssen) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12