e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor de gans piele: pilǝ (Meerssen), piele, piele: pilǝ, pilǝ (Meerssen), wiele, wiele: wilǝ, wilǝ (Meerssen) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
roep- en lokwoord voor de haan pikkel: pekǝl (Meerssen), tok, tok: tǫk, tǫk (Meerssen), tok, tok, tok: tok, tok, tok (Meerssen) In vraag 2a van de "Amsterdamse" lijst 6 werd specifiek gevraagd naar "lok- of roepnaam voor de haan". Een groot aantal informanten zegt geen onderscheid te maken bij het roepen of lokken van haan, hen of kuiken. De antwoorden die specifiek werden gegeven voor lok- of roepnaam voor de haan zijn in dit lemma opgenomen. [A 6, 2a] I-12
roep- en lokwoord voor de jonge eend wiele: wilǝ (Meerssen) [VC 14, 2s -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de jonge gans piele: pilǝ (Meerssen) [VC 14, 2q (r] I-12
roep- en lokwoord voor de kalkoen schroet: šrūt (Meerssen) Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4] I-12
roep- en lokwoord voor de kip jiep, jiep: jip, jip (Meerssen), piele, piele: pilǝ, pilǝ (Meerssen), piet, piet: pīt, pīt (Meerssen), tiet: tit (Meerssen), tiet, tiet, tiet: tīt, tīt, tīt (Meerssen), tietetje, tiet, tiet, tiet: titǝkǝ, tit, tit, tit (Meerssen) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de koe dè kom: dę kǫm (Meerssen), dè, dè: dę dę (Meerssen) Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r] I-11
roep- en lokwoord voor een big kuusje: kyškǝ (Meerssen) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kalf muttetje: mutǝkǝ (Meerssen) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken piet, piet: pit, pit (Meerssen), pietetje: pitǝkǝ (Meerssen), pik, pik: pik, pik (Meerssen), tiep, tiep, tiep: tip, tip, tip (Meerssen), tiet: tit (Meerssen), tietetje, tietetje, tietetje: titǝkǝ, titǝkǝ, titǝkǝ (Meerssen) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12