18357 |
stoffen pantoffel |
slob:
sjlòbbe (Q099p Meerssen)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
sjtola (Q099p Meerssen)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24995 |
stollen |
stijf worden:
sjtief weere (Q099p Meerssen)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
sjtölp (Q099p Meerssen)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28984 |
stolpen |
belegsel aanzetten:
bǝlɛxsǝl ānzɛ̄tǝ (Q099p Meerssen)
|
Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60]
II-7
|
18843 |
stomverbaasd |
verstomd:
versjtômd (Q099p Meerssen)
|
verstomd [SGV (1914)]
III-1-4
|
21252 |
stoomboot |
stoomboot:
sjtoumboot (Q099p Meerssen)
|
stoomboot [SGV (1914)]
III-3-1
|
28911 |
stoomstrijkijzer |
stoomijzer:
štǫwmīzǝr (Q099p Meerssen)
|
Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20]
II-7
|
34577 |
stootring |
as:
as (Q099p Meerssen)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
sjtop (Q099p Meerssen)
|
stop [SGV (1914)]
III-2-1
|