20745 |
taart |
taart:
toert (Q099p Meerssen)
|
taart [SGV (1914)]
III-2-3
|
20891 |
tabak |
toebak:
toebak (Q099p Meerssen)
|
tabak [SGV (1914)]
III-2-3
|
20577 |
tabakspruim |
pruim:
proem (Q099p Meerssen)
|
pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
ut tabernakel (Q099p Meerssen)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
tōͅfəl (Q099p Meerssen)
|
tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
23711 |
tafelgebed |
tafelgebed:
taofelgebed (Q099p Meerssen)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28956 |
taillesuçon |
taillenaad:
tajǝnǭt (Q099p Meerssen)
|
Puntnaad om de taille te accentueren. Volgens de informant van Q 16 zit deze naad rechts en links onder elke boezem één, onder de armen naast de boezem en in de rug in de taille. [N 59, 94c]
II-7
|
28937 |
taillewijdte |
taillewijdte:
tajǝwitǝ (Q099p Meerssen)
|
De maat gemeten horizontaal om het lichaam in de holte van de taille met (voor heren) twee vingers tussen het lichaam en de centimeter. Zie afb. 27. [N 59, 44c; N 62, 2b]
II-7
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (Q099p Meerssen),
tek (Q099p Meerssen),
takje:
tekske (Q099p Meerssen),
tekskes (Q099p Meerssen)
|
(jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || tak [SGV (1914)]
III-4-3
|
24727 |
takken (coll.) |
tak (mv.):
tek (Q099p Meerssen)
|
takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|