e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
talud graaf: grāf (Meerssen) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tamme kanarie pietje: pietje (Meerssen) Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)] III-2-1
tand tand: tand (Meerssen, ... ), tànt (Meerssen) tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
tanden tanden (mv.): tan (Meerssen) tanden [SGV (1914)] III-1-1
tanden poetsen tanden poetsen: póts ich m’n tan (Meerssen) Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)] III-1-3
tanden van een riek schanken: šɛ.ŋk (Meerssen) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
tandenborstel tandenborstel: tandebeursjtel (Meerssen) Tandenborstel [DC 64 (1989)] III-1-3
tandpasta tandpasta: tandpəsta (Meerssen) Tandpasta [DC 64 (1989)] III-1-3
tandpijn tandpijn: tandpien (Meerssen), tanpien (Meerssen) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2
tandvlees tandvlees: tandfleisch (Meerssen), tandvleisch (Meerssen), tandvleisj (Meerssen) Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1