e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trouwring trouwring: eine trouwrink (Meerssen, ... ) een trouwring [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] III-2-2
trui stoep: sjtup (Meerssen) trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuierpaal tuierhout: tȳrhǫu̯t (Meerssen), tuierpaal: tȳrpǭl (Meerssen) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuiertouw, tuierketting kettel: kętǝl (Meerssen), touw: tǫu̯ (Meerssen) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuinfluiter tuinmus: toenmösch (Meerssen), wijntappertje: wientäpperke (Meerssen) Hoe heet de tuinfluiter? [DC 06 (1938)] III-4-1
tuinman, boomkweker hovenier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  hovənēr (Meerssen) [RND 08] I-7
tuinwant leren pijenhaas: lère piejehéisje (Meerssen) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tussenbeenlengte - bij broeken schredelengte: šretlęŋtǝ (Meerssen) Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b] II-7
tweede luiden voor de mis samen luiden: same loewe (Meerssen) Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] III-3-3
tweede pas tweede pas: tweɛdǝ pas (Meerssen) [N 59, 76b] II-7