21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergeuje (Q099p Meerssen)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
nieuws:
nŭŭts (Q099p Meerssen)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaarsdag:
verjoarsjdaag (Q099p Meerssen)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieje (Q099p Meerssen)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieje (Q099p Meerssen),
vrii̯ə (Q099p Meerssen)
|
vrijen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
killen:
kelle (Q099p Meerssen),
verkillen:
verkelle (Q099p Meerssen)
|
kleumen [SGV (1914)] || verkleumen [SGV (1914)]
III-1-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkloare (Q099p Meerssen)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|
21392 |
verkoper |
verkoper:
verkuiper (Q099p Meerssen)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich bin verkauwd (Q099p Meerssen),
verkouden:
ein bitsje verkawwen (Q099p Meerssen)
|
Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ein zjwoir kaw (Q099p Meerssen),
ein zwoir kaw (Q099p Meerssen),
ich heb n kauw te pakken (Q099p Meerssen),
ich hub ein kaw te pakken (Q099p Meerssen),
zware kou:
ein zwoir kaw (Q099p Meerssen)
|
Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|