33620 |
vogelverschrikker |
strooien man:
sjtreujeman (Q099p Meerssen),
vogelverschrikker:
vogelverschrikker (Q099p Meerssen)
|
kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [DC 26 (1954)]
I-7
|
21268 |
volk (mensen) |
lui:
lyj (Q099p Meerssen)
|
volk [RND]
III-3-1
|
23585 |
volkszang |
volkszang:
volkszank (Q099p Meerssen)
|
Volkszang, samenzang van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23692 |
volle aflaat |
volle aflaat:
volle aafloat (Q099p Meerssen)
|
Een volle aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
biǝr (Q099p Meerssen),
bēi̯r (Q099p Meerssen)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20174 |
voogd |
momber:
momer (Q099p Meerssen),
voogd:
(deftige benaming).
voogd (Q099p Meerssen)
|
voogd [SGV (1914)]
III-2-2
|
23724 |
voorbidden |
voorbeden:
veurbèèje (Q099p Meerssen)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24025 |
voorbruidje |
voorengel:
de veuringel (Q099p Meerssen)
|
Het bruidje dat de stoet van eerste-communicantjes opent, d.w.z. vooropgaat [veuringel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
t veurgeborchte (Q099p Meerssen)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17747 |
voorhoofd |
ster:
štàr (Q099p Meerssen),
voorkop:
veurkop (Q099p Meerssen)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|