| 17856 |
draaien |
draaien:
drēje (Q099p Meerssen),
drèje (Q099p Meerssen),
drëije (Q099p Meerssen),
keren:
kêêîre (Q099p Meerssen)
|
draaien [DC 02 (1932)] || keren [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 34255 |
draaiende karnton |
draaivat:
drɛi̯vāt (Q099p Meerssen)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
| 33727 |
draaihek |
barrier:
brēr (Q099p Meerssen)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
| 17806 |
dragen |
dragen:
draage (Q099p Meerssen),
drage (Q099p Meerssen),
dragĕ (Q099p Meerssen)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
| 20236 |
drager van de doodskist |
drager:
unnen dreiger (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
| 23867 |
drager van het baldakijn |
hemelsdrager:
hemelsdräger (Q099p Meerssen)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 23864 |
drager van het kerkvaandel |
vaandeldrager:
veindeldrager (Q099p Meerssen)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 21153 |
dreef |
allee (<fr.):
Van Dale: allee (<Fr.), laan, brede weg tussen twee of meer rijen bomen.
alleij (Q099p Meerssen)
|
dreef [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 18877 |
drenzen |
grijnen:
grienen (Q099p Meerssen),
janken:
jeenke (Q099p Meerssen),
trochelen:
troachele (Q099p Meerssen)
|
drenzen [SGV (1914)] || drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
| 29037 |
dresseren |
dresseren:
dręsērǝ (Q099p Meerssen),
inpersen:
enpēršǝ (Q099p Meerssen)
|
Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen vóór het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a]
II-7
|