e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3345
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halfvasten(zondag) halfvasten: haufvaste (Meerssen) De vierde zondag van de vasten [haufvaste, halfvaste, körfkeszoondig]. [N 96C (1989)] III-3-3
halm, stengel van de graanplant aar: [aar] (Meerssen) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
hals hals: hals (Meerssen, ... ), hàls (Meerssen), haus: hêîs (Meerssen), Oud  haus (Meerssen) hals [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)] III-1-1
halsgat halslok: hawslōk (Meerssen) Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97] II-7
halsketting kettel: en gouwe kèttel (Meerssen) gouden [een - ketting] [SGV (1914)] III-1-3
halssuçon halssuçon: hawssǝsoŋ (Meerssen) Volgens de informant van L 271 wordt deze suçon toegepast bij een voorovergaand figuur. [N 59, 94e] II-7
halve zondag halve zondag: unne hoove zoondaag (Meerssen) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3
ham, hesp schink: (Boven de è van sjènk hoort nog een lengte teken te staan, deze combinatie is niet te maken).  sjènk (Meerssen) ham [SGV (1914)] III-2-3
hamer van de klepklok klokkenhamer: de klokkehamer (Meerssen) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hand hand: han (Meerssen), hand (Meerssen, ... ), hànt (Meerssen) hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1