23342 |
halfvasten(zondag) |
halfvasten:
haufvaste (Q099p Meerssen)
|
De vierde zondag van de vasten [haufvaste, halfvaste, körfkeszoondig]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32987 |
halm, stengel van de graanplant |
aar:
[aar] (Q099p Meerssen)
|
De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.]
I-4
|
17627 |
hals |
hals:
hals (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
hàls (Q099p Meerssen),
haus:
hêîs (Q099p Meerssen),
Oud
haus (Q099p Meerssen)
|
hals [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)]
III-1-1
|
28949 |
halsgat |
halslok:
hawslōk (Q099p Meerssen)
|
Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97]
II-7
|
18255 |
halsketting |
kettel:
en gouwe kèttel (Q099p Meerssen)
|
gouden [een - ketting] [SGV (1914)]
III-1-3
|
28958 |
halssuçon |
halssuçon:
hawssǝsoŋ (Q099p Meerssen)
|
Volgens de informant van L 271 wordt deze suçon toegepast bij een voorovergaand figuur. [N 59, 94e]
II-7
|
23759 |
halve zondag |
halve zondag:
unne hoove zoondaag (Q099p Meerssen)
|
Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20820 |
ham, hesp |
schink:
(Boven de è van sjènk hoort nog een lengte teken te staan, deze combinatie is niet te maken).
sjènk (Q099p Meerssen)
|
ham [SGV (1914)]
III-2-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
klokkenhamer:
de klokkehamer (Q099p Meerssen)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17659 |
hand |
hand:
han (Q099p Meerssen),
hand (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
hànt (Q099p Meerssen)
|
hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)]
III-1-1
|