18849 |
ingetogen |
modest:
modes (Q099p Meerssen)
|
ingetogen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
dèrm (Q099p Meerssen),
ingewanden:
ingewande (Q099p Meerssen)
|
ingewanden [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
21414 |
inktpot |
inktpot:
inkpot (Q099p Meerssen),
inkpot (met dèksel) (Q099p Meerssen)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
enkule (Q099p Meerssen)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
34001 |
inspannen |
voorspannen:
vøršpanǝ (Q099p Meerssen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introïtes (Q099p Meerssen)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29034 |
inzepen |
inzepen:
enzęjpǝ (Q099p Meerssen),
naden inpiezelen:
nø̜̄t enpizǝlǝ (Q099p Meerssen)
|
Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186]
II-7
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zaute (Q099p Meerssen)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
joargetij (Q099p Meerssen)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18539 |
jachtpak |
jachtkostuum:
jachkostuum (Q099p Meerssen)
|
het jachtcostuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|