18724 |
kammen |
kammen:
kemme (Q099p Meerssen),
wie ich ⁄t wilde kämme ging miene kamp kapot (Q099p Meerssen)
|
kammen (ww.) [SGV (1914)] || Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
19578 |
kandelaar |
kandelaber:
kandelaber (Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt u een kandelaar? (kandelaber) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
de keersjeluchters (Q099p Meerssen)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
tuit:
teut (Q099p Meerssen)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23272 |
kapelaan |
kapelaan:
unne keploan (Q099p Meerssen)
|
Een kapelaan [ôngerpastoeër]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23489 |
kapelletje |
kapelletje:
e kapelke (Q099p Meerssen)
|
Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18293 |
kapmantel |
caban (fr.):
kebang (Q099p Meerssen)
|
schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22254 |
kapucijn |
kapucijn:
unnen kappesijn (Q099p Meerssen)
|
Een Capucijn [Kappesijn, bedelmonnik]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21760 |
kar |
kar:
kar (Q099p Meerssen)
|
Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.]
I-13
|
18944 |
karakter (aard) |
aard:
aard (Q099p Meerssen),
karakter:
karakter (Q099p Meerssen)
|
aard (karakter) [SGV (1914)] || karakter [SGV (1914)]
III-1-4
|