18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (Q099p Meerssen),
kort:
kort (Q099p Meerssen),
kort van aosem (Q099p Meerssen)
|
dempig [SGV (1914)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
kniebroek:
kneebrook (Q099p Meerssen),
korte broek:
korte brook (Q099p Meerssen)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || een korte broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
onderbroek:
oonderbrook (Q099p Meerssen),
onderbroekje:
oònderbreukske (Q099p Meerssen)
|
Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
jekker:
jekker (Q099p Meerssen),
gemaakt van wol met "staande"zakken vroeger "paltong
jékker (Q099p Meerssen)
|
korte overjas (hoe zag deze eruit, van welke stof was deze gemaakt) [N 59 (1973)] || overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34520 |
kortwieken |
toppen:
topǝ (Q099p Meerssen)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
23274 |
koster |
koster:
köster (Q099p Meerssen),
kəstər (Q099p Meerssen)
|
De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND]
III-3-3
|
23593 |
kosteres |
kosteres:
kösteres (Q099p Meerssen)
|
Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21339 |
kostganger |
kostganger:
kosgenger (Q099p Meerssen)
|
kostganger [SGV (1914)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
karbonaaj (Q099p Meerssen),
geen aparte naam
karbonaaj (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
gebraden runderrib [DC 30 (1958)] || gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
donker (weer):
dônker wêr (Q099p Meerssen),
duister (weer):
duuster wêr (Q099p Meerssen)
|
donker [~ weer] [SGV (1914)]
III-4-4
|