e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange grijze kous slachtershoos: sjlechtershooze (Meerssen) kousen, lange grijze ~ die door slagers (beenhouwers) over de broekspijpen worden gedragen [beenhouwerskousen] [N 24 (1964)] III-1-3
lange onderbroek? lange onderbroek: lang oonderbrook (Meerssen), onderbroek: oònderbrook (Meerssen) Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)] III-1-3
lange smalle broekzak broekenschede: brokeschej (Meerssen), metertasje: méétertésjke (Meerssen) lange smalle zak op broekspijp (voor mes, duimstok etc.) [N 59 (1973)] || zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)] III-1-3
lange, dunne tak dunne tak: dunne tak (Meerssen) dunne tak [DC 35 (1963)] III-4-3
langpootmug knozel: knozel (Meerssen), steekmug: steekmök (Meerssen) langpootmug [DC 18 (1950)] III-4-2
langzaam, traag langzaam: langsaam (Meerssen) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] III-4-4
lantaarn lantaarn: lanteere (Meerssen) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
lap op een schoen huif: hoef (Meerssen) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
laster kwaadsprekerij: kâôdsjprekerie (Meerssen) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lestig (Meerssen) lastig [SGV (1914)] III-1-4