19060 |
liefhebben |
liefhebben:
leefhöbbe (Q099p Meerssen)
|
liefhebben [SGV (1914)]
III-1-4
|
18881 |
liefkozen |
vleien:
flêîje (Q099p Meerssen)
|
liefkozen [SGV (1914)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leege (Q099p Meerssen)
|
liegen [SGV (1914)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lies (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
lies [SGV (1914)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
onzelieveherebeestje:
slevenièrebjèske (Q099p Meerssen)
|
lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
vrouwenteentjes:
vrouwetêêînsje (Q099p Meerssen),
waldmeester:
WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)
waldmeister (Q099p Meerssen)
|
onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)] || Onzelievevrouwebedstro (asperula odorata 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang geste [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (Q099p Meerssen)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
lijkbidder (Q099p Meerssen)
|
lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20254 |
lijkenhuisje |
lijkenhuisje:
ut liekehuuske (Q099p Meerssen)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20186 |
lijkstro |
schoof:
sjouf (Q099p Meerssen)
|
lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|