25162 |
maanx |
maan:
maon (Q099p Meerssen),
moan (m) (Q099p Meerssen)
|
maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
28852 |
machinegaren |
machinegaren:
māšinǝgārǝ (Q099p Meerssen)
|
Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.]
II-7
|
28858 |
machinezijde |
stikzij(de):
štekzi (Q099p Meerssen)
|
Zijdegaren voor gebruik op de naaimachine. [N 59, 7d]
II-7
|
24879 |
madeliefje |
meizoetje:
męi̯zø̄tšǝ (Q099p Meerssen),
męi̯zø̜tšǝ (Q099p Meerssen),
-
meizeudsche (Q099p Meerssen),
meizeutche (Q099p Meerssen),
u uit te spreken als stond er het Franse lidwoord "un
meizutsje (Q099p Meerssen)
|
Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
17554 |
mager |
mager:
mager (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
19110 |
maken |
maken:
maake (Q099p Meerssen)
|
maken [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
20205 |
man |
man:
man (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
mân (Q099p Meerssen)
|
man [RND], [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
20154 |
man, manspersoon |
man:
maan (Q099p Meerssen),
man (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
man. (Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18422 |
manchet |
manchet:
manschèt (Q099p Meerssen),
vaste manchet:
vaste menschetten (Q099p Meerssen)
|
de boord onder aan de mouw (manchet?) [N 59 (1973)] || manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18700 |
manchetknoop |
manchettenknoopje:
menschetteknuipke (Q099p Meerssen)
|
manchetknoopjes [N 23 (1964)]
III-1-3
|