24355 |
mot |
mot:
mot (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
mot [DC 24 (1953)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
motor:
motoͅr (Q099p Meerssen),
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q099p Meerssen)
|
motor [RND] || motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
21264 |
motorfiets |
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q099p Meerssen)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
motregenen:
motregene, ’t motregent (Q099p Meerssen),
motteren:
’t mottĕrt (Q099p Meerssen),
ziemelen:
’t ziemelt (Q099p Meerssen)
|
motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
mout:
mawt (Q099p Meerssen),
mout (Q099p Meerssen)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
25665 |
mouterij |
mouterij:
mājtǝręj (Q099p Meerssen)
|
Het gedeelte van de brouwerij of het bedrijf waar alle bewerkingen van het mouten plaatsvinden. [N 35, 23; monogr.]
II-2
|
25706 |
moutmolen |
molen:
mø̄lǝ (Q099p Meerssen),
silomolen:
silōmø̄lǝ (Q099p Meerssen)
|
De molen waarin het mout wordt fijngemaakt. De invuller uit L 325 merkt op dat het hier ging om een molen met walsen. Zie afb. 4. [N 35, 7; N 35, 15, monogr.]
II-2
|
25704 |
moutpoetsmachine |
wanmolen:
wanmø̄lǝ (Q099p Meerssen)
|
Het apparaat waarmee geëeste graan van kiemen en onzuiverheden wordt ontdaan. Volgens de zegsman uit L 210 werden de kiemen er vroeger met de voeten afgetrapt. De invuller uit L 331 merkt op dat er voor het ontkiemen vroeger een moutmolen werd gebruikt, terwijl men tegenwoordig met een ontkiemer werkt. Daarnaast gebruikt men een moutpoets om het mout schoon te maken. Zie de semantische toelichting bij het lemma ''poetsen''.' [N 35, 6; N 35, 14; monogr.]
II-2
|
25686 |
moutschop |
moutschup:
mǫwtšø̜p (Q099p Meerssen)
|
De holle, houten schop met een lange steel die wordt gehanteerd om het kiemende graan te keren. In L 210 wordt de schop ook op de eest gebruik. Zie afb. 2. [N 35, 22; N 35, 11; monogr.]
II-2
|
25698 |
moutzolder, vooreest |
eest:
ɛsdǝ (Q099p Meerssen)
|
De plaats waar de gekiemde gerst door de wind wordt gedroogd. De invullers uit L 210 en Q 95 merken hierbij op dat dit gebeurt op de bovenste eest, terwijl het "eesten" in de onderste eest geschiedt. Volgens Claessen (pag. 2. 8) bestaat de droogoven uit twee of drie ruimten boven elkaar, waarbij de bovenste eest, de vooreest, als (vóór)droogruimte gebruikt wordt omdat daar de temperatuur het laagst is. Ook de zegsman uit Q 99 vermeldt dat het vooreesten op de eerste verdieping gebeurt. In P 180 droogt men de gerst met warme wind. Zie ook de semantische toelichtingen bij de lemmata ''drogen, vooreesten'', ''eesten'' en ''eest''. [N 35, 4; S 8; monogr.]
II-2
|