23948 |
naaste |
evenmens:
den evenminsj (Q099p Meerssen)
|
Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23725 |
nabidden |
nabeden:
naobèèje (Q099p Meerssen)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (Q099p Meerssen)
|
nachtegaal [SGV (1914)]
III-4-1
|
18608 |
nachtjapon |
nachtjapon:
nachjepòn (Q099p Meerssen)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23772 |
nachtmis |
nachtmis:
nachmès (Q099p Meerssen)
|
De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18660 |
nachtpak |
hansop:
Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.
hansop (Q099p Meerssen)
|
nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24394 |
nachtvlinder |
mot:
mot (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
nachtuil:
naguul (Q099p Meerssen)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
noadeil (Q099p Meerssen),
scha:
sja (Q099p Meerssen)
|
nadeel [SGV (1914)]
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
nageboorte:
noageboorte (Q099p Meerssen)
|
menselijke nageboorte [N 10C (zj)]
III-2-2
|
17770 |
nagel |
nagel:
naagel (Q099p Meerssen),
nágəl (Q099p Meerssen)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|