20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
groffelsnagel:
grôffelsnegel (Q099p Meerssen),
groffiaat:
groffioate (Q099p Meerssen)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] || nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grōmǝnt (Q099p Meerssen)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
gelei:
gǝlęi̯ (Q099p Meerssen)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
ing (Q099p Meerssen)
|
nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
17766 |
navel |
navel:
naavel (Q099p Meerssen),
navel (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
navel [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
20282 |
navelbandje |
navelbandje:
navelbendsje (Q099p Meerssen)
|
navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
25747 |
nawort |
tweede treksel:
twiǝdǝ tręksǝl (Q099p Meerssen)
|
De vloeistof die de tweede keer uit het beslag gewonnen wordt. [N 35, 47; N 35, 40]
II-2
|
20361 |
neef |
neef:
nèef (Q099p Meerssen),
nêf (Q099p Meerssen),
neen
nèf (Q099p Meerssen),
nêf (Q099p Meerssen)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
neet (Q099p Meerssen)
|
neet [SGV (1914)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoger:
neugenuiger (Q099p Meerssen)
|
negenoog, bloedzweer [SGV (1914)]
III-1-2
|