33707 |
poel |
poel:
pōl (Q099p Meerssen)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
24949 |
poel, plas |
poel:
peŭl (Q099p Meerssen)
|
poelen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
19958 |
poetsen |
wannen:
wanǝ (Q099p Meerssen)
|
Kiemen, stof en onzuiverheden van de geëeste graankorrels verwijderen. Vraag N 35, 44 luidde: "Hoe noemt U het verwijderen van de scheuten van de korrels". In een aantal gevallen gaven de zegslieden termen op die betrekking hadden op de drie bewerkingen samen. Bij de woordtypen "poetsen" en "wannen" is het dan ook niet duidelijk welk van de bewerkingen het hier betreft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''moutpoetsmachine''.' [N 35, 14; monogr.]
II-2
|
18544 |
pofbroek |
pofbroek:
pofbrook (Q099p Meerssen),
pófbrook (Q099p Meerssen)
|
een plusfour (pofbroek, drollenvanger, bugelbroek) [N 59 (1973)] || plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18420 |
pofmouw |
pofmouw:
pofmoe (Q099p Meerssen)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19418 |
poken |
ragelen:
rōͅxələ (Q099p Meerssen)
|
poken [SGV (1914)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
paöls (Q099p Meerssen),
pòls (Q099p Meerssen)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mofje:
mufke (Q099p Meerssen)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29093 |
pompen, vermaken |
verpompen:
vǝrpompǝ (Q099p Meerssen)
|
Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW]
II-7
|
28733 |
pompier |
pompier:
pompier (Q099p Meerssen)
|
Persoon die kleding verandert of de kleermakersknecht die in de pomp werkt, dat wil zeggen de kleermaker die in een confectiemagazijn het confectiewerk passend maakt. [N 59, 195c]
II-7
|