23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
belle (Q099p Meerssen)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21214 |
riool |
kanaal:
kanaal (Q099p Meerssen)
|
riool [SGV (1914)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
rit:
rit (Q099p Meerssen)
|
rit [SGV (1914)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
rispelen:
rispele (Q099p Meerssen)
|
ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18214 |
ritssluiting |
rits:
rits (Q099p Meerssen)
|
Ritssluiting [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18058 |
rochelen |
reutelen:
rootele (Q099p Meerssen),
rochelen:
rôchele (Q099p Meerssen)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23447 |
rochet |
rochet (fr.):
rochet (Q099p Meerssen)
|
Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33478 |
rode aalbes |
rode wiemeren:
Fr. roi + j
rwoj wiemere (Q099p Meerssen),
wiemer:
wiemer (Q099p Meerssen),
wīēmer (Q099p Meerssen)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
karoot:
karōt (Q099p Meerssen),
rode kroot:
ru̯ai̯ krōt (Q099p Meerssen),
slakroot:
šlākrōt (Q099p Meerssen)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
rwoed moos (Q099p Meerssen)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)]
I-7
|