24235 |
roek |
krauw:
krau (Q099p Meerssen),
kraw (Q099p Meerssen),
kròòw (Q099p Meerssen),
raaf:
raaf (Q099p Meerssen)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
piele, piele:
pilǝ, pilǝ (Q099p Meerssen),
piele, piele, piele:
pilǝ, pilǝ, pilǝ (Q099p Meerssen),
wiele:
wilǝ (Q099p Meerssen)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
piele:
pilǝ (Q099p Meerssen),
piele, piele:
pilǝ, pilǝ (Q099p Meerssen),
wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ (Q099p Meerssen)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
34530 |
roep- en lokwoord voor de haan |
pikkel:
pekǝl (Q099p Meerssen),
tok, tok:
tǫk, tǫk (Q099p Meerssen),
tok, tok, tok:
tok, tok, tok (Q099p Meerssen)
|
In vraag 2a van de "Amsterdamse" lijst 6 werd specifiek gevraagd naar "lok- of roepnaam voor de haan". Een groot aantal informanten zegt geen onderscheid te maken bij het roepen of lokken van haan, hen of kuiken. De antwoorden die specifiek werden gegeven voor lok- of roepnaam voor de haan zijn in dit lemma opgenomen. [A 6, 2a]
I-12
|
34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
wiele:
wilǝ (Q099p Meerssen)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
34553 |
roep- en lokwoord voor de jonge gans |
piele:
pilǝ (Q099p Meerssen)
|
[VC 14, 2q (r]
I-12
|
34557 |
roep- en lokwoord voor de kalkoen |
schroet:
šrūt (Q099p Meerssen)
|
Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
jiep, jiep:
jip, jip (Q099p Meerssen),
piele, piele:
pilǝ, pilǝ (Q099p Meerssen),
piet, piet:
pīt, pīt (Q099p Meerssen),
tiet:
tit (Q099p Meerssen),
tiet, tiet, tiet:
tīt, tīt, tīt (Q099p Meerssen),
tietetje, tiet, tiet, tiet:
titǝkǝ, tit, tit, tit (Q099p Meerssen)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
dè kom:
dę kǫm (Q099p Meerssen),
dè, dè:
dę dę (Q099p Meerssen)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuusje:
kyškǝ (Q099p Meerssen)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|