22853 |
schutters |
schutters:
sjötters (Q099p Meerssen)
|
schutters (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19935 |
schuur |
schuur:
šȳr (Q099p Meerssen),
šø̄r (Q099p Meerssen)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
19869 |
schuurmiddel |
blauwpan:
blaw pan (Q099p Meerssen),
mergel:
mergel (Q099p Meerssen),
niet gebruikt, wel: merregel of melleger: mergel om tafels te schuren
merregel (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
pompsteen:
pompstein (Q099p Meerssen),
rode aarde:
roi aerd (Q099p Meerssen),
zand:
zand (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
a iets langer uitspreken
zand (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
schuurmiddel om metaal glanzend te maken - blauwsteen (uitgewreven azuursteen) [DC 15 (1947)] || schuurmiddel om metaal glanzend te maken - roodaarde (voor het gladmaken van gebruineerd koper) [DC 15 (1947)] || schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33416 |
schuurpoort |
poort:
[poort] (Q099p Meerssen)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
19369 |
schuurtje |
schuurtje:
scheurke (Q099p Meerssen)
|
schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19778 |
sering |
meibloem:
meiblom (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
-
meiblom (Q099p Meerssen),
meiblom* (Q099p Meerssen),
meibloome (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
meiblôm (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
[DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
17752 |
sik |
bokkenbaard:
bokkebaard (Q099p Meerssen),
sik:
sek (Q099p Meerssen),
sik (Q099p Meerssen),
sikje:
sikskə (Q099p Meerssen),
struiveltje:
štrùvəlkə (Q099p Meerssen)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
I-12, III-1-1
|
28694 |
sikkel |
kleine mei:
klęi̯n māi̯ (Q099p Meerssen),
klęi̯n mɛi̯ (Q099p Meerssen),
zekel:
zēkǝl (Q099p Meerssen)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
24113 |
sint-elizabethsvereniging |
sint-elizabethvereniging:
sint elizabethvereiniging (Q099p Meerssen)
|
De vereniging van R.K. gehuwde en ongehuwde vrouwen die zich bezighield met ziekenbezoek en de zorg voor verwaarloosde kinderen (St. Elisabethsvereniging). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23429 |
sint-jozefaltaar |
sint-jozefaltaar:
sintjozefaltoar (Q099p Meerssen)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|