e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snoer smikketouw: šmekǝtǫu̯ (Meerssen) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor knevel: (kneevĕl) (Meerssen), snor: schnor (Meerssen), šnòr (Meerssen), snorretje: sjnörke (Meerssen) snor (knevel) [DC 01 (1931)] || snorbaard [SGV (1914)] III-1-1
snotneus snotsnaas: sjnótsnaas (Meerssen), (korte oo-klank).  snōtsnaas (Meerssen), snotternaas: sjnŏŏtenaas (Meerssen) snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-4
snottebel snotskekel: WNT: kekel, 1) IJskegel, ijspegel.  sjnotskeekel (Meerssen) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snuifje snuif: snoef (Meerssen) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuit snoets: sjnoets (Meerssen), snuit: snoet (Meerssen), snuits: sjnoets (Meerssen), sjnōēts (Meerssen) gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] || Snuit [SGV (1914)] III-1-1, III-4-2
snurken snurken: sjnörke (Meerssen) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
sobriëtas mariavereniging: maria vereiniging (Meerssen) De R.K. vereniging ter bestrijding van het drankmisbruik (Mariavereniging, Sobriëtas). [N 96D (1989)] III-3-3
soda soda: soda (Meerssen, ... ) de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)] III-2-1
soep sop: sop (Meerssen) soep [SGV (1914)] III-2-3