17915 |
sprokkelen |
(hout) rapen:
hout rape (Q099p Meerssen),
hout zoeken:
hout zeuke (Q099p Meerssen)
|
sprokkelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sjproete (Q099p Meerssen)
|
spruiten [SGV (1914)]
I-7
|
17910 |
spuiten |
spruiten:
sjpruite (Q099p Meerssen)
|
spuiten [SGV (1914)]
III-4-4
|
26423 |
staakijzer van de watermolen |
spil:
špel (Q099p Meerssen)
|
Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14]
II-3
|
17819 |
staan |
staan:
schtoon (Q099p Meerssen),
sjtoon (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen)
|
staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
26166 |
staander |
staander:
štø̜̄ndǝr (Q099p Meerssen)
|
Het rechtopstaande deel van een omvallende kraag. [N 59, 123a]
II-7
|
20125 |
staart |
staart:
schtart (Q099p Meerssen),
sjtart (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen),
štart (Q099p Meerssen)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
I-11, III-4-2
|
21272 |
stad |
stad:
sjtad (Q099p Meerssen),
štat (Q099p Meerssen)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
23591 |
staf van de suisse |
staf:
sjtaaf (Q099p Meerssen)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28377 |
stal |
stal:
šta.l (Q099p Meerssen)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|