18074 |
verkouden |
verkoud:
ich bin verkauwd (Q099p Meerssen),
verkouden:
ein bitsje verkawwen (Q099p Meerssen)
|
Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ein zjwoir kaw (Q099p Meerssen),
ein zwoir kaw (Q099p Meerssen),
ich heb n kauw te pakken (Q099p Meerssen),
ich hub ein kaw te pakken (Q099p Meerssen),
zware kou:
ein zwoir kaw (Q099p Meerssen)
|
Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19038 |
verlegen |
beschaamd:
besjéémp (Q099p Meerssen),
besjëmp (Q099p Meerssen),
(ei-klank mits weglating van j).
besjèmp (Q099p Meerssen)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verlieren:
verleere (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
verliezen:
verleeze (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
verleze (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
verliezen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
verneele (Q099p Meerssen)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
23374 |
verpachte banken |
verpachte plaatsen:
verpachte ploatse (Q099p Meerssen)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
versjaald (Q099p Meerssen)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
un verschuning (Q099p Meerssen)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25829 |
versnijbier |
snijbier:
šnibēr (Q099p Meerssen)
|
Het bier dat men gebruikt om te versnijden. De zegsman uit Q 99 merkt hierover op dat de resten van het brouwsel en van de gisting en het restant uit teruggekeerde vaten werden vergaard in tonnen van 5000 liter. In deze tonnen bevond zich na 2 à 3 jaren een zuur maar helder vocht. Vermengd met jong bier leverde dit het oud bier op. [N 35, 99; monogr.]
II-2
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
versjtendig (Q099p Meerssen)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|