25214 |
wak in het ijs |
bijt:
Opm.: de ie is lang.
biet (Q099p Meerssen),
wak:
wak (Q099p Meerssen)
|
gat in het ijs, dat erin gehakt is [DC 44 (1969)] || gat in het ijs, waar het water niet bevroren is [DC 44 (1969)]
III-4-4
|
20979 |
walnoot |
boomnoot:
boumnoot (Q099p Meerssen),
dikke noot:
dikke neut (Q099p Meerssen),
noot:
noot (Q099p Meerssen)
|
Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)]
III-2-3
|
18692 |
wambuis |
kieltje:
keelke (Q099p Meerssen)
|
wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25525 |
wan |
wan:
wan (Q099p Meerssen)
|
De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37]
I-4
|
17929 |
wandelen |
kuieren:
kuijere (Q099p Meerssen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17755 |
wang |
wang:
wang (Q099p Meerssen),
wange (Q099p Meerssen)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
18268 |
want |
want:
wante (Q099p Meerssen)
|
wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24575 |
warkruid |
duivelsnaaigaren:
WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)
duvelts nejgare (Q099p Meerssen)
|
Warkruid (cuscuta europaea 30 tot 140 cm grote plant. Eenjarige windende woekerplant zonder bladgroen; de stengels zijn dun, met zuignapjes, vaak rood van kleur; de bladeren zijn schubvormig; de bloemen groeien in kleine, dichte hoofdjes en zijn klokvor [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
werm (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
warm [DC 44 (1969)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
23597 |
wasdraad |
spintlicht:
speentleech (Q099p Meerssen)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|