22770 |
winnen |
winnen:
(w)ine (Q099p Meerssen)
|
winnen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
18676 |
winterkleren |
winterkleren:
winterkleier (Q099p Meerssen),
winterkléjer (Q099p Meerssen)
|
winterkleren [N 23 (1964)] || Winterkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
koninkje:
keuningske (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen),
winterkoninkje:
winterkeuningske (Q099p Meerssen),
winterkeüninkske (Q099p Meerssen)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
wortelen:
wortǝlǝ (Q099p Meerssen)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wipneus (Q099p Meerssen)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22374 |
wippen |
wippen:
(w)ipe (Q099p Meerssen)
|
wippen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
19306 |
wispelturig |
veranderlijk:
veranderlijk (Q099p Meerssen)
|
wispelturig [SGV (1914)]
III-1-4
|
23582 |
wisselende misgezangen |
wisselende misgezangen:
wisselende mèsgezange (Q099p Meerssen)
|
De wisselende misgezangen [Introïtus, Graduale, Tractus, Alleluia, Sequentia, Offertorium, Communio]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33479 |
witte aalbes |
witte wiemer:
wiite wiemer (Q099p Meerssen),
witte wiemeren:
Fr. roi + j
witte wiemere (Q099p Meerssen)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witten donderdich (Q099p Meerssen)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|