20575 |
witte kaas, wrongel |
fluiterd:
fluitert (Q099p Meerssen)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
wit moes:
wit moos (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwiksjtart (Q099p Meerssen)
|
kwikstaart [SGV (1914)]
III-4-1
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
wa:terlelie (Q099p Meerssen),
waaterleelie (Q099p Meerssen),
waterlelie (Q099p Meerssen)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)], [N 37 (1971)]
III-4-3
|
20620 |
wittebrood |
wittebrood:
wittebrâôd (Q099p Meerssen)
|
wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goonsdag (Q099p Meerssen),
goonsdig (Q099p Meerssen),
gōōnsdig (Q099p Meerssen),
woensdag:
wónsdig (Q099p Meerssen)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)] || Woensdag [SGV (1914)]
III-4-4
|
28816 |
wol |
wol:
wol (Q099p Meerssen)
|
Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.]
II-7
|
24776 |
wolfskers |
duivelskrallen:
WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)
duvelskralle (Q099p Meerssen)
|
Wolfskers (atropa belladonna). Plant uit bosrijke bergstreken, als artsenij-gewas gekweekt en soms verwilderd. De bladeren zijn gaafrandig met 1 tot 3, meestal enigszins overhangende, paarsachtig bruine bloemen in de oksels. De bessen zijn zwart en zeer g [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23337 |
wonder |
wonder:
wônder (Q099p Meerssen)
|
wonder [SGV (1914)]
III-3-3
|
23919 |
wonderdoener |
wonderdoener:
unne woonderdooner (Q099p Meerssen)
|
Een wonderdoener. [N 96D (1989)]
III-3-3
|