e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaaivoren, diep ploegen akkeren: akǝrǝ (Meerssen), diep ploegen: [diep ploegen] (Meerssen) Onder diep ploegen wordt in dit lemma primair het ploegen van de zaaivoor verstaan: de manier van ploegen waarbij de aarde ¬± 20 cm wordt omgezet en waarbij de verspreide mest door de voorschaar of mestinlegger in de voor wordt geschoven, om vervolgens door de opgeploegde aarde te worden bedekt. Akkerland wordt voor wintergraan in het najaar, voor zomergewassen in het voorjaar gezaaivoord. Van een aantal termen in dit lemma, zoals diep (om)akkeren, diep (om)bouwen, (heel) diep ploegen e.d., wordt betwijfeld of ze het ploegen van de normale zaaivoor betreffen. Ze werden hier toch opgenomen, omdat ze niet onder te brengen waren in de lemmata te diep ploegen en ondergronden. Ze zullen in plaatsen waar men voor het ploegen van de zaaivoor een aparte term zonder diep als bepaling kent, van toepassing zijn op het ploegen van een diepere voor dan die welke bij het zaaivoren nodig of gebruikelijk is. Termen voor "twee voren op elkaar ploegen" vindt men ook in het lemma een weide scheuren. Voor (delen van) varianten in de (.. .)-vorm zie men de lemmata diep, ploegen en zaaivoor ca. [JG 1b + 1d; N 11, 42b + 46; N 11A, 108a + 111a + 132; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.] I-1
zachtharige bezem keerborstel: dit is een \"schtalbeurscht´l \"met zachte haren om het huis te vegen  kêrbeurschtĕl (Meerssen) andere soorten borstels [DC 15 (1947)] III-2-1
zak in de onderrok rokkentas: rokketèsch (Meerssen) zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)] III-1-3
zak met klep tas met een klep: ein tésj mèt ein klép (Meerssen) een zak met een klep [N 59 (1973)] III-1-3
zak op een schort tas: tèsch (Meerssen) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zakdoek snuifplag: sjnoefplak (Meerssen, ... ) neusdoek [SGV (1914)] || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakintast tasingang: tésj-ingank (Meerssen) de zakintast (insteek, inkeker, intast?) [N 59 (1973)] III-1-3
zakje net boven de buitenzak cententasje: ein céntetésjke (Meerssen) een zakje net boven de buitenzak (smokkelzakje, spoorzakje etc.) [N 59 (1973)] III-1-3
zakkenvoering keper: kēpǝr (Meerssen) Voering van de zakken. In de regel een dicht geweven, soepele stof van katoen of een mengsel van katoen en synthetische garens. Ook gebruikt men katoenen voering in keperbinding. [N 59, 120; Gi 1.IV, 27] II-7
zalig zalig: zalig (Meerssen), zaolig (Meerssen) zalig [SGV (1914)] || Zalig, gelukzalig [zaalig, zaolig, zeelig]. [N 96D (1989)] III-3-3