e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3345
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de tafel afruimen afvegen: aafveigen (Meerssen) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de tafel afruimen\'? (afvegen, afkuisen) [N 104 (2000)] III-2-1
de toog aankrijgen gekleed worden: gekleit weere (Meerssen) De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)] III-3-3
de was blauwen blauwselen: blauwselen (Meerssen) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de was bleken bleken: bleike (Meerssen, ... ), grasveld heet bleik  bleikĕ (Meerssen), de was bleken: de wesj bleike (Meerssen), de was op de bleek leggen: de wesch op de bleik legge (Meerssen) het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)] III-2-1
de was invochten invochten: invochten (Meerssen) het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)] III-2-1
de was stijfselen stijven: stijven (Meerssen) Wat is bij u de uitdrukking voor \'het linnen stijven\'? (stijven, stijselen) [N 104 (2000)] III-2-1
de zondag inluiden de zondag inluiden: de zoondig inloewe (Meerssen) Het luiden van de klokken op zaterdagavond na het angelus [zondag luiden, de zondag inluiden?]. [N 96A (1989)] III-3-3
deeg deeg: deig (Meerssen) deeg [SGV (1914)] III-2-3
deeg kneden kneden: knējǝ (Meerssen), knē̜ǝ (Meerssen) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
definitieve band reep: ręjp (Meerssen) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12