23998 |
doopsel |
doopsel:
ut duipsel (Q099p Meerssen)
|
Het doopsel [der doof]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20400 |
doopsprei |
doopsprei:
daupsjprei (Q099p Meerssen),
de duipschprei (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
de doopsprei [N 96D (1989)] || dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)]
III-2-2
|
23205 |
doopvont |
doopbak:
dun duipbak (Q099p Meerssen),
doopvont:
doupfônt (Q099p Meerssen),
doͅ.upfont (Q099p Meerssen)
|
doopvont [RND], [SGV (1914)] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23387 |
doopwater |
doopwater:
ut duipwater (Q099p Meerssen)
|
Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25059 |
door elkaar, verward |
dooreen:
doorein (Q099p Meerssen)
|
dooreen [SGV (1914)]
III-4-4
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
platsen:
platsje (Q099p Meerssen)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18327 |
doordeweekse (werk)schort |
blauwe scholk:
blauwe scholk (Q099p Meerssen),
werkscholk:
wêrrĕkscholk (Q099p Meerssen)
|
schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
18671 |
doordeweekse kleren |
doordeweekse kleren:
door-de-weekse kléjer (Q099p Meerssen),
kleren voor doordeweek:
kleier veur door de waek (Q099p Meerssen)
|
De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23468 |
doordeweekse mis |
doordeweekse mis:
doordeweekse mès (Q099p Meerssen)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28983 |
doorgestikte naad |
doorgestikte naad:
(mv)
dōrgǝštektǝ nø̜̄t (Q099p Meerssen)
|
Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58]
II-7
|