17709 |
een wind laten |
ene laten vliegen:
eine loate vlege (Q099p Meerssen)
|
wind laten [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
get op zich hebben:
er héét get op zich (Q099p Meerssen)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜ŋ (Q099p Meerssen)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
33414 |
eendenhok |
eendenkouw:
ēŋǝkǫu̯ (Q099p Meerssen),
ē̜ ̞njǝkǫu̯ (Q099p Meerssen)
|
Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j]
I-6
|
18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
envoudig (Q099p Meerssen)
|
eenvoudig [SGV (1914)]
III-1-4
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ejrlek (Q099p Meerssen)
|
eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
17585 |
eerste baardharen |
duivelsharen:
dūūvelshaore (Q099p Meerssen)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24010 |
eerste communie |
eerste communie (<lat.):
de eirschte kommunie (Q099p Meerssen)
|
De eerste H. Communie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24043 |
eerste mis van de neomist |
eerste mis:
de ieëschte mès (Q099p Meerssen)
|
De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29027 |
eerste pas |
eerste pas:
eɛrštǝ pas (Q099p Meerssen),
rauwe pas:
ruwǝ pas (Q099p Meerssen)
|
De eerste, ruwe pas waarvoor het colbert geheel in elkaar moet worden geregen zonder voering. Volgens de informant van K 361 is er maar één pas. [N 59, 76a]
II-7
|