32966 |
gewas |
plant:
plant (Q099p Meerssen)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwø̜lǝf (Q099p Meerssen),
ut gewölf (Q099p Meerssen)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
gewelfschildering:
un gewölfsjildering (Q099p Meerssen),
muurschildering:
un moersjildering (Q099p Meerssen)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23987 |
geweten |
geweten:
ut geweite (Q099p Meerssen)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17564 |
gewricht |
gewerf:
gewerf (Q099p Meerssen),
gewricht:
gevrich (Q099p Meerssen)
|
gewricht [SGV (1914)] || gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gĕzich (Q099p Meerssen),
gəzich (Q099p Meerssen)
|
gezicht [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakkes (Q099p Meerssen),
bàkkəs (Q099p Meerssen),
facie (<lat.):
fásiə (Q099p Meerssen),
gevreets:
gəvréts (Q099p Meerssen),
snuit:
šnoot (Q099p Meerssen),
snuitje:
šnutəkə (Q099p Meerssen),
snuits:
sjnōēts (Q099p Meerssen)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
gezoonge mès (Q099p Meerssen)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gemad:
gǝmāt (Q099p Meerssen),
gǝmēt (Q099p Meerssen),
gemade/gemaai:
gǝmǭi̯ (Q099p Meerssen),
(mv)
gǝmai̯ǝr (Q099p Meerssen)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
18038 |
gezwel |
gezwel:
gesjwèl (Q099p Meerssen)
|
gezwel [bel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|