25807 |
gistvloot |
loupe:
lup (Q099p Meerssen)
|
De bak of kuip onder de bierstelling waarin het weglopend bier, vermengd met gist, wordt opgevangen of hét grote vat waarin de inhoud van de kleinere gistvaten wordt gegoten. De gist die zich in de vaten verzamelt wordt volgens Claessen (pag. 2. 39) vaak als natte gist aan bakkers en boeren verkocht. Zie ook het lemma ''vloeibare gist'' in Wld II. 1, pag. 97. De "heefkuip" uit P 180 kon tot 20 liter vloeistof bevatten. P. Chambille de Beaumont vermeldt op pag. 6 dat een "loupe" een kuipje van 1 meter doorsnede en 30 cm hoog was dat men gebruikte voor het opvangen van de gist.' [N 35, 75; N 35, 76; monogr.]
II-2
|
18687 |
glacé |
leren haas:
lère héisje (Q099p Meerssen)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glad (Q099p Meerssen),
glats:
glets (Q099p Meerssen)
|
glad [DC 39 (1965)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-loodraam:
glāās in lowdraam (Q099p Meerssen)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20556 |
glazig |
glazetig:
glazetig (Q099p Meerssen)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17853 |
glijden |
kaaien:
kêîje (Q099p Meerssen)
|
glijden [SGV (1914)]
III-1-2
|
24316 |
glimworm |
vuurworm:
vuurwörm (Q099p Meerssen),
vuurwormpje:
vuurwörmke (Q099p Meerssen)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (Q099p Meerssen)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18957 |
gluiperd |
lonkerd:
lonkerd (zn.) (Q099p Meerssen),
sluiperd:
sjlōēpert (Q099p Meerssen)
|
gluiper [SGV (1914)] || gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
gluipertig:
gluupertich (Q099p Meerssen),
sluiperig:
schloeperich (Q099p Meerssen)
|
gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|