e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lomp paard kluppel: klø̜pǝl (Meeswijk) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
loof lover: afgevallen bladeren, als strooisel gebruikt  loͅu̯vər (Meeswijk) lover III-4-3
loopmand loopkorf: lǫwpkø̜rǝf (Meeswijk) Van boven smalle, en van onder breed uitlopende mand, waarin kinderen leren lopen. Zowel aan de boven- als onderkant is deze mand open. Zie ook afb. 292. [N 40, add.; monogr.] II-12
lopen lopen: loupe (Meeswijk), lǫu̯.pǝ (Meeswijk) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9, III-1-2
loper passe-partout (fr.): paspərtu (Meeswijk) loper III-2-1
losgetuigd leiden teugelen: tø̜̄gǝlǝn (Meeswijk) Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c] I-10
lot(je) van de loterij lot: Afl. loterij, loten, loting.  lōət (Meeswijk) Lot: 1. Lot van een tombola. III-3-2
loteling loteling: loteling (Meeswijk) iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)] III-3-1
loten loten: Afl. sub lot.  loten (Meeswijk) [Loten]. III-3-2
loterij loterij: Afl. sub lot.  loterij (Meeswijk) [Loterij]. III-3-2