e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muil muil: mūl (Meeswijk) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband navenband: nāvǝbã.nt (Meeswijk) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilkorf voor kalveren muntel: mø̄ntšǝl (Meeswijk) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muis muis: mū.s (Meeswijk) muis III-4-2
muis van de hand muis: mūs (Meeswijk) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muts: algemeen muts: møͅts (Meeswijk) muts III-1-3
muurbloem flier: cheirantus incanus  flēr (Meeswijk), muurbloem: -  moerbloem (Meeswijk), muurviool: cheirantus cheiri  mūrfəjuəl (Meeswijk) muurbloem || muurviolier || winterviolier III-4-3
muziek muziek: məzīk (Meeswijk) Muziek: 1. Toonkunst. III-3-2
muziekinstrument instrument: Een fanfare heeft vooral kopere(n) instrumenten.  enstrəmènt (Meeswijk), muziekje: muziekske (Meeswijk) Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)] || Instrument: Muziekinstrument. III-3-2
muzikant muzikant: muzikant (Meeswijk), myzəka.nt (Meeswijk) Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)] || Muzikant: Bespeler van muziekinstrument. III-3-2