e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roek raaf: raaf (Meeswijk), zaadkraag: corvus frugilegus  zōͅtkrōͅx (Meeswijk) roek || roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)] III-4-1
roerzeef passe-vite: pazvet (Meeswijk) roerzeef III-2-1
roet2 roet: rōt (Meeswijk) roet III-2-1
rogge koren: koǝ.rǝ (Meeswijk) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood brood: bruət (Meeswijk) zwart of bruin brood, roggebrood III-2-3
rok: algemeen rok: roͅk (Meeswijk) rok III-1-3
roken roken: roͅu̯kə (Meeswijk, ... ) roken, rook van zich geven || rook van tabak inzuigen en uitblazen, roken III-2-1, III-2-3
rollen neerwellen: nērwɛlǝ (Meeswijk), rollen: rǫlǝ (Meeswijk), wellen: wɛlǝ (Meeswijk) De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-11, I-2
ronde vijl, rattenstaart rattenstaart: ratǝstart (Meeswijk  [(meervoud: ratǝstɛrt - 15 cm lang)]  ) Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.] II-12
rondslenteren, ronddolen ronddraaien: ronddrije (Meeswijk), rondslenteren: rondslentere (Meeswijk), rondwaaielen: rondwaaiele (Meeswijk) lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2