e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dompelen duwen: in t water dujen (Meeswijk), in het water duwen: in ⁄t water dujen (Meeswijk, ... ), soppen: soppen (Meeswijk) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje hommelwormpje: ’oməlwøͅrəmkə (Meeswijk) donderbeestje III-4-2
donderen donderen: donderen (Meeswijk, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderx donder: donder (Meeswijk, ... ), dondər (Meeswijk), doͅndər (Meeswijk, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donder, onweer III-4-4
donker, duisterx donker: donkel (Meeswijk), donker (Meeswijk) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
dood (adj. schertsend bedoeld naar de hogere wereld: znd 23, 022b;  e is nóó dən augere wêreld (Meeswijk) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  doejd (Meeswijk) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (bn.) dood: dôêt (Meeswijk), morsdood: mòrsdôet (Meeswijk) dood || morsdood III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  dôed (Meeswijk) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
dood (zn.) dood: dôet (Meeswijk) dood III-2-2