e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastig zijn ambeteren (< fr.): www.vandale.be: ambeteren (Belg., inf.), ergeren, vervelen, lastig vallen [sic], plagen.  ambəteerə (Meeswijk) lastig vallen III-1-4
lat lat: lat (Meeswijk) In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12
laurierboompje laurier: lorēr (Meeswijk) laurier III-2-1
lawaai maken laweiten: laweiten (Meeswijk) lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
lawaai, herrie lawaai: lawaai (Meeswijk) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] III-4-4
ledikant bedstad: beͅtstāt (Meeswijk) ledikant, beddebak III-2-1
leeftijd, ouderdom ouder: ààwər (Meeswijk) ouderdom, leeftijd III-2-2
leeg, niets bevattend leeg: leeg (Meeswijk), verlaten (ruimte): verlaten (Meeswijk) niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)] III-4-4
leegloper leegloper: lééchlujpər (Meeswijk) leegloper III-1-4
leep, doortrapt loos: cf. WNT VIII 2, p. 2898 -2900 s.v. "loosch (II)"A.7.a. "gemeen, slecht, doortrapt  lôes (Meeswijk) leep, listig, doortrapt III-1-4