20872 |
margarine |
margarine:
margren (L424p Meeswijk)
|
kunstboter, margarine
III-2-3
|
24571 |
margriet |
pinksterbloem:
-
penstərblo:m (L424p Meeswijk),
[penst6rblo:m*]
pinksterbloem (L424p Meeswijk),
chrysanthemum leucantemum
peŋkstərblōm (L424p Meeswijk),
sint-jansbloem:
senjtjanzblōm (L424p Meeswijk)
|
margriet [DC 42 (1967)] || margriet (Chrysanthemum leuchanthemun) [DC 42 (1967)]
III-4-3
|
21271 |
markt |
markt:
twijs: ij afzonderlijk
twijs eəver de mērt (L424p Meeswijk)
|
Dwars over de markt [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
21711 |
marktplein |
markt:
mert (L424p Meeswijk)
|
het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fluwijn:
fluwijn (L424p Meeswijk)
|
steenmarter
III-4-2
|
22440 |
masker |
masker:
Als het vastelavond is hebben de kinderen ee(n) masker op.
maskər (L424p Meeswijk),
mombakkes:
Met vastelavond heeft iedereen ee(n) mombakkes op.
mombakəs (L424p Meeswijk),
mommegezicht:
Met dat mommengezicht kon ik hem niet herkennen (mom: masker).
moməgəzech (L424p Meeswijk)
|
Masker: Mombakkes. || Mombakkes: Masker en bakkes. || Mommengezicht: Masker.
III-3-2
|
32983 |
masteluin |
bontgoed:
bont˱gōt (L424p Meeswijk)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|
33044 |
mathaak |
zichtehaak:
zextǝnǭk (L424p Meeswijk)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19393 |
matras |
matras:
matras (L424p Meeswijk)
|
opgevulde beddezak als onderbed
III-2-1
|
18235 |
medaillon |
medaille:
mədāli (L424p Meeswijk)
|
medaille
III-1-3
|