34246 |
melkafromer |
afromer:
ā.vrø̜u̯mǝr (L424p Meeswijk)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
24808 |
melkdistel |
tuindistel:
toendistel (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk,
L424p Meeswijk),
sonchus
tū.ndestəl (L424p Meeswijk, ...
L424p Meeswijk)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛ.lkǝ (L424p Meeswijk)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
melkgebit:
męlǝk˲gebit (L424p Meeswijk)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
melktanden:
mɛlǝktān (L424p Meeswijk)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mɛlǝkō (L424p Meeswijk)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34096 |
melkkuil |
melkweg:
(mv)
mɛlǝkwɛ̄x (L424p Meeswijk)
|
Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlǝkspīgǝl (L424p Meeswijk)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
męlǝkstōl (L424p Meeswijk)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
kindertanden:
kenjertan (L424p Meeswijk),
melktanden:
melktan (L424p Meeswijk),
meləktan (L424p Meeswijk)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|