26398 |
molenrad |
waterrad:
wātǝrrāt (L424p Meeswijk)
|
Algemene benaming voor het verticaal geplaatste rad bij een watermolen dat door het stromende water in beweging wordt gebracht en zo de drijfkracht levert aan de molen. Al naar gelang het water aan de onderzijde of aan de bovenzijde van het rad wordt toegevoerd, spreekt men van onderslag- respectievelijk bovenslagmolens. Vanuit de molen bekeken, draait een bovenslagrad van links naar rechts, een onderslagrad van rechts naar links. Zie ook afb. 10 en 72. Het woordtype turbine is specifiek van toepassing op een horizontaal geplaatst molenrad. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [A 43, 5; Vds 21 add.; Vds 23; Vds 25; Jan 58; Jan 60; Coe 53; Grof 79; N D add.; monogr.]
II-3
|
26420 |
molenrad, molenwiel |
tandrad:
tantrāt (L424p Meeswijk)
|
Algemene benaming voor elk van de tandwielen in een molen. [A 43, 4]
II-3
|
26068 |
molentrap |
trap:
trap (L424p Meeswijk)
|
De trap aan de voorweeg van de standerdmolen. Zie ook afb. 21. [N O, 48f; Sche 17]
II-3
|
32856 |
molshoop in het grasland |
moutheuvel:
mǫu̯.tȳ ̞ǝ.vǝl (L424p Meeswijk)
|
Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.]
I-3
|
34207 |
mond- en klauwzeer |
muilziekte:
mūlzēktǝ (L424p Meeswijk)
|
Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.]
I-11
|
22684 |
mondharmonica |
mondharmonica:
mondharmonika (L424p Meeswijk),
mondmonica:
Ss. sub monica.
mondmonica (L424p Meeswijk)
|
[Mondharmonica]. || Het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22681 |
mondstuk |
embouchure (fr.):
vgl. pag. 194: *EMBOUCHURE, zie AMMEZUUR.
aməzy(3)̄r (L424p Meeswijk)
|
Ammezuur: 1. Mondstuk van een blaasinstrument.
III-3-2
|
25063 |
mondvol |
mondvol:
mondvol (L424p Meeswijk)
|
de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19113 |
mooi |
handig:
cf. WNT V, p. 1974 s.v. "handig - in sommige tongvallen (....) hendig
én’əch (L424p Meeswijk),
schoon:
sjôen (L424p Meeswijk)
|
mooi || mooi, knap
III-1-4
|
19356 |
mopperen |
grommelen:
grommələ (L424p Meeswijk)
|
knorren, mopperen
III-1-4
|