e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beitel beitel: bēǝtǝl (Meeswijk), bęjtǝl (Meeswijk) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] II-12
bek muil: m‧ul (Meeswijk) muil III-4-2
bekennen bekennen: bəkénnə (Meeswijk) bekennen III-1-4
bekeuren beboeten: beboeten (Meeswijk) iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)] III-3-1
bekkenholte onderlijf: oŋərlīf (Meeswijk) heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)] III-1-1
bektang, buigtang kraaienbek: krōǝgǝbɛk (Meeswijk) In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. Zie ook afb. 147. De zegsman uit Q 9 vermeldt dat de kraaienbek werd gebruikt om de ijzerdraadjes te buigen die werden gebruikt voor rozenkransen. Vergelijk de woordtypen rozenkranstang (Q 113, Q 121c) en nostertangetje (Q 99*). [N 33, 165; N 33, 171a-b; N 33, 181; N 64, 47c; L B2, 228; monogr.] II-11
belangrijk, van belang van belang: van belang (Meeswijk) van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)] III-4-4
belasting taks (<fr.): taks (Meeswijk) de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)] III-3-1
belastingbiljet belastingbrief: belastingbrief (Meeswijk) het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)] III-3-1
bellefleur bellefleur: tafelappel  bɛlflø͂ͅr (Meeswijk), ossenkop: ’oͅsəkoͅp (Meeswijk) appel, soort || bellefleur I-7