17674 |
rechte, vormeloze benen |
palen:
Mv. van poal (paal).
pöl (L424p Meeswijk)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34093 |
rechterachterkwartier |
rechterkwartier achter:
ręxtǝrkǝrtēr axtǝr (L424p Meeswijk)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
33764 |
rechterkant van het paard |
rechterflank:
ręxtǝrflāŋk (L424p Meeswijk)
|
Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
rechterkwartier voor:
ręxtǝrkǝrtēr vø̄r (L424p Meeswijk)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
24975 |
rechtop |
fiks:
fiks (L424p Meeswijk)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32504 |
rechtopstaande wissen |
stiksels:
steksǝls (L424p Meeswijk)
|
De wissen die het geraamte van het opstaande gedeelte van de mand vormen. [N 40, 50; monogr.]
II-12
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rèchféérdəch (L424p Meeswijk)
|
rechtvaardig
III-1-4
|
19128 |
redeneren |
redeneren:
rədəneerə (L424p Meeswijk)
|
betogen
III-1-4
|
25083 |
reeks, rij |
reeks:
reeks (L424p Meeswijk)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
⁄rēŋər (L424p Meeswijk)
|
neerslag, regen
III-4-4
|