e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bietenriek krotenriek: krūtǝrēk (Meeswijk) Riek om bieten mee te verplaatsen. Doorgaans met minder tanden dan de aardappelriek, maar wel met bolletjes aan de uiteinden van de tanden om de bieten niet te beschadigen. Bij krotengaffel, achter in het lemma, wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het stuk gereedschap 8 tot 10 tanden heeft. Vergelijk ook de toelichtingen bij de lemmaɛs Aardappelriek en Bietenkopper. [N 18, 25a, 25b en 64; JG 1d; A 28, 3; monogr.] I-5
biezen biezen: (enkelv)  biš (Meeswijk) Fijne lijntjes die als versiering op het hele rijtuig zijn aangebracht. [N 101, 21] I-13
biggen werpen baggelen: bagǝlǝ (Meeswijk) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12
bij bij/bie: bi-j (Meeswijk) De gewone honingbij. Het lichaam van de bij bestaat uit drie delen: 1) de kop of het voorlijf met de voelhorens, de ogen, de tong en de kaken, 2) de borstkas met de poten en de vleugels, 3) het achterlijf waarin twee magen zitten, de honingmaag en de spijsmaag. In het uiteinde van het achterlijf zit de angel die de bij als wapen gebruikt. De bij leeft uitsluitend in en met een gemeenschap of volk. Men onderscheidt drie verschillende verschijningsvormen: koninginnen, darren en werkbijen. De bij zuigt nectar uit bloemen en maakt er honing van. Binnen dit lemma is gekozen voor het woordtype bij/bie, omdat het niet steeds duidelijk is of de dialectvarianten door één van beide c.q. welke dialectvarianten door de een en welke door de ander vertegenwoordigd worden. Bij de overige lemmata in deze aflevering worden de hier bedoelde dialectvarianten, voorkomend als simplex zowel als in samenstellingen, verantwoord door middel van het woordtype (-)bij(-). [N 63, 12a; N 63, 12b; N 63, 12c; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 1a; JG 2c; L 1a-m; S 3; N 63, 62a; Ge 37,1; A 9,1; monogr.] II-6
bij dekking bevrucht behouden: bǝʔawǝ (Meeswijk), gewonnen: gǝwonǝ (Meeswijk) De koe is in eerste instantie vermoedelijk bevrucht, als de volgende tochtigheid uitblijft. Na verloop van tijd kan men constateren dat ze drachtig is geworden. [N 3A, 32a] I-11
bij het stappen de hoeven naar buiten bewegen draaien: dri̯ǝ (Meeswijk), frans staan: frāns stōǝn (Meeswijk), fransen: fransǝ (Meeswijk), maaien: mɛ̄i̯ǝ (Meeswijk) In dit lemma staan ook de antwoorden op vraag N 8, 77: "met de hoeven naar buiten gekeerd staan". [N 8, 72, 75, 77, 78a en 86] I-9
bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen slepen: slęi̯pǝ (Meeswijk), sloffen: slofǝ (Meeswijk) [N 8, 80] I-9
bij het stappen de voeten kruiselings plaatsen (de poten) vooreen gooien: vø̜ręi̯n gui̯ǝ (Meeswijk), krammen: kramǝ (Meeswijk) [N 8, 76] I-9
bij het stappen de voeten naar binnen keren haaks: haaks (Meeswijk  [(zie haaks paard)]  ), vlaams staan: vlǭms stōǝn (Meeswijk) De hoeven staan haaks of op zijn Vlaams, in tegenstelling met de Franse stand (zie het vorige lemma). [N 8, 72 en 86] I-9
bij onze buren hebben ze een baby gekregen bij ons neven hebben ze een kindje gekregen: bĭĕ òs nîêvə əbə zə ə kīēntsjə gəkrîêgə (Meeswijk), bij onze nabuurs hebben ze een kleine gekregen: cf. VD (D.) s.v. "Nachbar"01 (ge)buur, nabuur = buurman, buurvrouw etc.  bej óós nààbərs əbə zə nə kléjnə gəkreegə (Meeswijk) Hoe zegt men: Bij onze buren hebben ze een baby gekregen [ZND 49 (1958)] III-2-2