e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprenkelen sprinkelen: sprinkelen (Meeswijk) druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)] III-4-4
springstier springduur: sprɛ.ŋdø̄r (Meeswijk) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
springzaad bedelaartje: bēr̄dəlēͅrkə (Meeswijk), benjamin: bɛnžamen (Meeswijk) balsamien || balsamien, vlijtig liesje III-4-3
sprinkhaan sprinkhaan: spreͅŋkān (Meeswijk) sprinkhaan III-4-2
sproeten sproetelen: sproetelen (Meeswijk), sprōtələ (Meeswijk), sproeten: sprōtə (Meeswijk) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
spruiten, uitbotten scheuten (krijgen): šø̄ət (Meeswijk) scheut, spruit ve plant III-4-3
spruitkool, spruitje spruiten: sprū.t (Meeswijk) spruitkool I-7
spuiten spuiten: spuiten (Meeswijk) vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-4-4
staakbonen gekke bonen: reuze staakboon; phaseolus coccineus  gɛkə buən (Meeswijk) staakboon I-7
staande lamp lampadaire (fr.): lampədēͅr (Meeswijk) schemerlamp III-2-1