e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stevig, gezegd van voedsel straf: straf (Meeswijk) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3
stiefmoeder stiefmoeder: steefmŏĕddər (Meeswijk) stiefmoeder III-2-2
stiefvader stiefvader: steefaadər (Meeswijk) stiefvader III-2-2
stier duur: dø̄r (Meeswijk), stier: stīr (Meeswijk) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen lam: laam (Meeswijk) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfkop stijfkop: stĭĕ.fkòp (Meeswijk) stijfhoofdig mens III-1-4
stijfkoppig obstinaat: òpstə’naot (Meeswijk) halstarrig, stug, stijfhoofdig III-1-4
stijfsel stijf: stif (Meeswijk) stijfsel III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stibȳ ̞ǝ.gǝls (Meeswijk) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stilstaan hou: hou̯ (Meeswijk), hou-hot: ou̯ øt (Meeswijk  [(ter plaatse rechts)]  ), ju(j): jȳ (Meeswijk) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10